Dit interview verscheen eerder in een promotieboekje voor Ik kan er nét niet bij.
Je bent al jarenlang de drijvende kracht achter bekende grote boeken- en recensiesites, eerst Crimezone.nl en laatste jaren Hebban.nl. Hoe gek is het dan om nu zelf te debuteren als auteur?
Dat valt eigenlijk alles mee. Ik heb de laatste tien, vijftien jaar zo’n beetje alle facetten van het boekenvak gezien. Van het schrijven over boeken tot aan het ontdekken en uitgeven van boeken. Maar ook de marketing ervan en het ontwerpen van omslagen. Samen met Kim Moelands heb ik twee boeken over thrillers samengesteld en nu ik zelf een boek heb geschreven denk ik dat alleen werken in een boekhandel nog ontbreekt op mijn boekenvak-cv. Maar nu de boekpresentatie dichterbij komt, vind ik het wel iets spannender worden.
Wat maakt het dan nu spannend?
Ik maak het vooral zelf spannend. Ik heb nooit gedacht dat ik ooit dit boek zou schrijven, maar toen ik eenmaal besloten had het te doen, vond ik dat ik het beste boek moest schrijven dat ik in me had en onderschatte ik de impact ervan op ons dagelijks leven. Ik dacht niet nog helemaal niet na over de lezers ervan. Die lat had ik nog niet gelegd. Maar nu het boek bijna in de winkel ligt, wil ik er eigenlijk ook zoveel mogelijk verkopen. En - bijna helaas - weet ik ook maar al te goed hoe die wereld eruitziet. Je mag als onbekende debutant je handjes dichtknijpen met een paar duizend exemplaren. Daar ‘moet’ je zelfs blij mee zijn. Mijn lat ligt inmiddels hoger.
De quote van Thomas Acda op je homepage illustreert wat dat betreft je ambitieniveau vrij helder: ‘Als je je doelen hebt bereikt, heb je de lat te laag gelegd.’
Inderdaad. Dat is wel zo’n beetje mijn levensmotto.
Heb je dat levensmotto moeten bijstellen toen je wist dat je één en later zelfs twee zorgkinderen had?
Nee, het motto blijft in principe altijd ongewijzigd. Je kunt de hoogte van de lat per situatie bepalen. Bij de kinderen ligt ‘ie natuurlijk lager, hoewel dat niet altijd zo voelt. En voor de jongens zijn de uitdagingen waar ze voor staan sowieso ontiegelijk groot. Daar kan geen lat tegenop.
Je vertelde dat je nooit dacht een boek te schrijven, waarom ligt er nu dan toch eentje bijna in de winkel?
Ik dacht noot dít boek te gaan schrijven. Ik heb ooit wel gedacht dat ik een thriller zou schrijven. Als kleine jongen schreef ik veel en ook iets dat het meest weg had van een politieroman. Een jaar of tien geleden begon ik weer met schrijven. Ik had een paar goede ideeën, maar veel verder dan een paar hoofdstukken ben ik niet gekomen. Ook hier ligt de lat hoog. Er verschijnen al zoveel boeken die zo verrekte weinig toevoegen aan wat er al is. In die categorie wil ik niet terecht komen. Dat is zonde van mijn tijd en die van de lezers.
En nu debuteer je dan toch. Niet met die thriller, hoewel dit boek elementen heeft die zo in een thriller zouden passen, maar met een enorm persoonlijk non-fictieboek. Waarom kwam dít boek er toch?
Toen ik begon met bloggen over mijn gezin en de opeenstapeling van teleurstellingen en uitdagingen waarmee we geconfronteerd werden, kreeg ik al heel snel te horen van uitgevers ‘dat ik daar echt iets mee moest doen’. Dat iets moest natuurlijk een boek worden. Ik heb steeds vriendelijk geweigerd met de reden dat ik niet wilde ‘moeten schrijven’. En er was domweg geen tijd. De reden om er af en toe een blog over te schrijven was niet om onbekenden te entertainen maar om familie, vrienden en bekenden iets te vertellen over ons leven. Waarom we al een tijdlang verstoppertje speelden bijvoorbeeld. En de BBQ-uitnodiging weer last-minute moesten afzeggen.
Toen Heleen (de uitgever, red.) me begin dit jaar weer benaderde met dezelfde vraag, vielen de dingen ineens wel op hun plek. Tijd bleef een issue, maar ik zag het nu wel zitten om te gaan schrijven. Als er een boek zou komen, dan zou dat met en bij Heleen zijn. Zij introduceerde me in het boekenvak, gaf me een spoedcursus uitgeven en was de beste mentor die je je kunt voorstellen. Ze moest me alleen antwoord geven op mijn belangrijkste vraag: waarom zouden mensen mijn verhaal willen lezen?
En daar had ze een goed antwoord op?
Haha, ja. Ze was ervan overtuigd dat mijn verhaal herkenbare onderwerpen heeft voor vrijwel iedereen, met en zonder zorgkinderen. Met en zonder kinderen. Misschien wilde ik dat gewoon even horen voordat ik aan dit project zou beginnen. Zij, en mijn redacteur Lisanne hebben dat gedurende de rit met enige regelmaat moeten herhalen. Maar die twijfel is ook helemaal niet gek. Dat begreep ik eigenlijk pas toen het boek af was en ik een interview met Arthur Japin zat te kijken. ‘De twijfel, die altijd reëel is, is onderdeel van het creatieve proces. Zonder die twijfel ontstaat er niets nieuws’, vertelde hij daarin. Dat ik daar niet alleen mee worstelde is wel een rustgevende gedachte.
Kun je in het kort vertellen waar het boek precies over gaat?
Het gaat eigenlijk over een man die er vrij laat achter komt dat hij toch eigenlijk best wel graag kinderen wil. Wanneer hij samen met zijn vrouw ‘het traject’ bewandelt, ontdekt hij dat er tussen willen en kunnen krijgen nogal wat ruimte zit. Uiteindelijk slaagt de missie en wordt er een gezonde tweeling ter wereld gebracht: Maurits en Willem. De droom van het mooie en onbezorgde gezinnetje spat uiteen als blijkt dat Willem - voor de geboorte – een zwaar herseninfarct heeft gekregen. Wat volgt is een lang revalidatieproces. Niet veel later wordt er bij Maurits autisme gediagnostiseerd.  Ik vertel over de uitdagingen waar we voor staan. De hoop die we koesteren, de liefde voor elkaar die nodig is om te overleven, maar ook de mooie dingen die leven met deze bijzondere tweeling met zich mee brengt.
Je had al een behoorlijk aantal blogs geschreven. Vormen die de basis van het boek?
Ja en nee. De onderwerpen komen natuurlijk wel terug, maar een boek heeft een heel andere dynamiek dan blog. Het laatste wat ik wilde was een verzameling columns of blogjes in een boek stoppen. Ik wilde een écht boek schrijven. Van de blogs die ik heb geschreven heb ik er uiteindelijk maar een paar kunnen gebruiken. De meeste daarvan heb ik nog flink moeten herschrijven om het in het boek een plekje te kunnen geven.
Je hebt het schrijven onderschat, vertelde je. Wat vond je het lastigst?
Tijd was mijn grootste vijand. Het is met twee banen (Sander is naast hoofdredacteur van Hebban ook grafisch vormgever, red.) en een intensieve rol in mijn gezin best een opgave gebleken om tijd vrij te maken om te schrijven. Uiteindelijk heb ik een ritme en vooral ook een paar goede plekken buitenshuis gevonden om rustig te kunnen schrijven.
Maar naast de tijd die het kostte heb ik ook zwaar onderschat wat het schrijven met mij zelf deed. Veel herinneringen en gebeurtenissen moesten een plekje in het boek krijgen, maar daarmee ook ‘in mij’. Ik had niet verwacht dat het schrijven zo veel extra verwerking met zich mee zou nemen. En dat niet alleen voor mij, maar ook voor Jip.
Daar hebben we het nog helemaal niet over gehad. Je vrouw Jip, het is natuurlijk niet alleen jouw verhaal. Het is jullie verhaal. Wat vond zij er eigenlijk van dat je het boek ging schrijven?
Jip is de reden dat ik het ook echt ben gaan doen. Als zij het geen goed idee vond, dan was ik er niet aan begonnen. Zij vond het juist belangrijk dat ons verhaal een keer verteld zou worden. In het dagelijks leven lopen we allebei toch nog vrij vaak aan tegen onbegrip en onwetendheid. In het dankwoord zeg ik ook dat ik het verhaal door Jip in fullcolour heb kunnen schrijven. Zij heeft een feilloos geheugen. Jip is de motor en de ‘black box’ van ons gezin. Maar ze vond bovenal dat het mijn verhaal moest zijn. Ze heeft me dan ook mijn gang laten gaan en het pas heel laat in het proces gelezen.
Wat hoop je dat het boek doet of losmaakt bij de lezer?
Er loopt een vrouw bij ons door de straat. Elke dag. Al jarenlang. Ze loopt met haar fiets aan de hand. Achterop haar fiets zit een jongen. Een jongen die veel te groot is voor het zitje op de fiets. Ze praten nooit. Ik heb ze tenminste nooit een woord zien wisselen. Ik zie de vrouw soms even later terugfietsen. Ik dacht altijd: ‘Doe eens normaal. Laat die jongen lekker zelf lopen of fietsen.’
We oordelen vaak veel te snel op wat we zien. Afwijkend gedrag is gek dus niet oké. Inmiddels kan ik me enorm voorstellen dat er een verhaal achter zit. Ik verplaats me in die vrouw en denk: ‘wat moet dat zwaar zijn voor je’.
In het beste geval, hoop ik dat mijn boek dat met je doet. Voor veel gezinnen staat elke dag in het teken van overleven. Dat zie je niet altijd want soms ziet zo’n gezin er op het eerste gezicht niet eens zo gek of anders uit. Misschien geeft mijn boek aanleiding tot die tweede gedachte in plaats van uit de heup schieten en altijd maar snel willen oordelen. Misschien lezen mensen het en herkennen ze in onze strijd die van hunzelf en geeft ze dat steun. Dat zou ook heel mooi zijn.
Een ‘zorgtweeling’ is natuurlijk wel bijzonder. Hoe generiek kun je dat maken?
Het boek gaat natuurlijk om ons leven en vooral hoe ik daar als nieuwbakken vader mee om ga. Het is geen zelfhulpboek en al helemaal niet een ‘zo moet je het ook doen als...’ boek. De generieke vragen zijn voor alle ouders en wannabe-ouders hetzelfde. Ben ik al toe aan het opvoeden van kinderen, ben ik geschikt voor het ouderschap, hoe breng ik mijn kinderen zo ver mogelijk, grijp ik wel alle kansen? Geniet ik er wel genoeg van, vinden mijn kinderen dat ik het goed doe, hoe voorkom ik dat ik faal?
Als je een kind of kinderen met extra zorg hebt, heb je dezelfde vragen en nog veel meer. Uiteindelijk weet je wel dat gezonde kinderen geen vanzelfsprekendheid is, maar sta je daar nooit meer bij stil. Als je na het lezen van het boek tot de conclusie komt dat jij je handjes mag dichtknijpen omdat je meer geluk hebt gehad, dan vind ik dat minstens even waardevol.
Back to Top