11.12.2017
Speciaal voor BOSK schreef ik een aantal blogs rondom de verschijning van Ik kan er nét niet bij. Dit is de tweede.
Mijn achteruitkijkspiegel staat zo dat ik het verkeer achter mij niet meer kan zien. In plaats daarvan kijk ik naar de achterbank. Recht achter me zit Willem. De Ikea-knuffelhond houdt hij vast met zijn mond. Hij kijkt naar buiten. Heel even vang ik zijn blik. Als hij ziet dat ik naar hem kijk, glimlacht hij. Die enorme blauwe kijkers. Ik kan er niks aan doen. Het zijn die momenten waarop mijn hart een klein sprongetje maakt. Dit kleine, wijze mannetje. Ik vergeet op te trekken als het verkeerslicht op groen springt. Oranje. Ik wacht op de volgende ronde. Ik hoor geen getoeter. Er staat vast niemand achter me. Het kan me vrij weinig schelen.
Willem heeft een boekje in zijn linkerhand. Hij draait het wat rond. Zijn rechterhand doet niet mee. Naast Willem zit een blond jongetje met een fietshelm op. Maurits zet dingen op zijn hoofd. Een vergiet, een emmer, een muts met Mickey Mouse-oren. Ik denk dat het hem wat houvast geeft. Misschien maakt het zijn wereld kleiner. Overzichtelijker. Vandaag moest en zou hij die fietshelm op. Die valt half over zijn ogen. Ik zie dat hij in gedachten verzonken is. Hij heeft zich even teruggetrokken in de Maurits-wereld waar geen ruimte is voor mij of zijn soms ietwat luidruchtige tweelingbroer.
Net als zijn broer heeft ook Maurits prachtige blauwe ogen. Maar zijn blik is leeg. Hij kijkt naar een punt in de verte. Neerslachtig, zou je misschien zeggen als het niet zo’n klein ventje was. Het was een lange dag op school. Nieuwe kindjes op de groep. Maurits had een maatje, en juist dat jongetje is na de vakantie niet meer teruggekomen. Daar heeft hij last van. Veranderingen zijn moeilijk. En ronduit rampzalig als ze geen verbetering zijn. Die proberen we dan ook te vermijden. Maar soms lukt dat niet.
Ze zijn net vier jaar geworden, onze jongens. Ze zouden nu naar school moeten gaan. Een échte school dan. Dat is namelijk wat de bedoeling is. Dat is zoals het hoort. Als je gezonde kinderen krijgt. Een wereld die ver verwijderd is van de onze.
Ik bedenk hoe het eruit moet zien: mijn zoon met een fietshelm achter in de auto. Ik moet een beetje lachen. Groen. Ik zie het net op tijd. We rijden weer.
---
Dit eerste hoofdstuk van mijn boek zal voor menig lezer hier op de BOSK website herkenbaar zijn. Het maakt, zonder het heel erg concreet te benoemen, in een keer twee dingen duidelijk.
Het omgaan met teleurstellingen is daar eentje van, en dan vooral de acceptatie dat er weinig van het gedroomde of bedachte plaatje van het ouderschap is overgebleven, maar niet minder belangrijk: het opnieuw ontdekken van geluksmomenten. Het leven is een wonder en hoe zwaar ook, je moet het blijven vieren.
Veel tijd om de tegenslagen te verwerken word je als ouder van een zorgkind sowieso niet gegund, want je hoort al snel dat die eerste prille jaren van je kindje misschien wel de belangrijkste zijn om de kleinste en grootste doelen te bereiken. Met alle onzekerheden die daar bij horen. Gaat hij ooit lopen? Gaat hij ooit praten?
Er is geen tijd te verliezen. Je moet door. In sneltreinvaart.
Eerder verschenen op de website van BOSK.
Willem heeft een boekje in zijn linkerhand. Hij draait het wat rond. Zijn rechterhand doet niet mee. Naast Willem zit een blond jongetje met een fietshelm op. Maurits zet dingen op zijn hoofd. Een vergiet, een emmer, een muts met Mickey Mouse-oren. Ik denk dat het hem wat houvast geeft. Misschien maakt het zijn wereld kleiner. Overzichtelijker. Vandaag moest en zou hij die fietshelm op. Die valt half over zijn ogen. Ik zie dat hij in gedachten verzonken is. Hij heeft zich even teruggetrokken in de Maurits-wereld waar geen ruimte is voor mij of zijn soms ietwat luidruchtige tweelingbroer.
Net als zijn broer heeft ook Maurits prachtige blauwe ogen. Maar zijn blik is leeg. Hij kijkt naar een punt in de verte. Neerslachtig, zou je misschien zeggen als het niet zo’n klein ventje was. Het was een lange dag op school. Nieuwe kindjes op de groep. Maurits had een maatje, en juist dat jongetje is na de vakantie niet meer teruggekomen. Daar heeft hij last van. Veranderingen zijn moeilijk. En ronduit rampzalig als ze geen verbetering zijn. Die proberen we dan ook te vermijden. Maar soms lukt dat niet.
Ze zijn net vier jaar geworden, onze jongens. Ze zouden nu naar school moeten gaan. Een échte school dan. Dat is namelijk wat de bedoeling is. Dat is zoals het hoort. Als je gezonde kinderen krijgt. Een wereld die ver verwijderd is van de onze.
Ik bedenk hoe het eruit moet zien: mijn zoon met een fietshelm achter in de auto. Ik moet een beetje lachen. Groen. Ik zie het net op tijd. We rijden weer.
---
Dit eerste hoofdstuk van mijn boek zal voor menig lezer hier op de BOSK website herkenbaar zijn. Het maakt, zonder het heel erg concreet te benoemen, in een keer twee dingen duidelijk.
Het omgaan met teleurstellingen is daar eentje van, en dan vooral de acceptatie dat er weinig van het gedroomde of bedachte plaatje van het ouderschap is overgebleven, maar niet minder belangrijk: het opnieuw ontdekken van geluksmomenten. Het leven is een wonder en hoe zwaar ook, je moet het blijven vieren.
Veel tijd om de tegenslagen te verwerken word je als ouder van een zorgkind sowieso niet gegund, want je hoort al snel dat die eerste prille jaren van je kindje misschien wel de belangrijkste zijn om de kleinste en grootste doelen te bereiken. Met alle onzekerheden die daar bij horen. Gaat hij ooit lopen? Gaat hij ooit praten?
Er is geen tijd te verliezen. Je moet door. In sneltreinvaart.
Eerder verschenen op de website van BOSK.