Gepubliceerd op 16.9.2014
Paul Goeken. In een onbewaakt ogenblik dacht ik aan je. Ik vroeg me af of je af en toe naar beneden kijkt. Of je weet wat er hier allemaal gebeurt. Met Mieke, je jongens. Met ons, hier.
Van onze vriendschap is niet veel meer over dan herinneringen. Een bijzondere band hadden we, hoewel (als je er goed over nadenkt) we elkaar in al die jaren, bij elkaar opgeteld misschien een paar weken hebben gezien. Ineens lijkt dat te weinig. We weten allebei waarom. Meer dan 3.000 km van deur tot deur is een drempel én misschien ook wel een extra reden voor al die herinneringen die ik koester.
Soms worden die herinneringen opgewekt door stomme dingen. Ik kan geen hamburger meer eten zonder te denken aan die grootste hamburger ter wereld van jou. Je had weer eens gelijk. Groter worden ze nergens gemaakt. Nog steeds niet, denk ik.
Ik kom tegenwoordig vaak in het ziekenhuis. Dat weet je misschien, als je af en toe van je wolk naar beneden kijkt. Met Willem zijn we er kind aan huis. Daar moet jij niet te veel aan denken, dat weet ik. Man o man. Nooit heb ik je zo kwetsbaar gezien. Groen was je. We waren bij Kimmetje op bezoek. Op een of andere manier wisten jullie dat altijd goed te plannen. Jij in Nederland, Kim in het ziekenhuis. Ik weet eigenlijk niet eens of je Kim ooit zonder al die slangetjes en piepende apparaten hebt gezien. Ik hoop het wel. Met Kim gaat het goed. Toen niet. Kim en ik wisten niet beter. Het ziekenhuis was een terugkerend fenomeen in onze vriendschap. Net als onze galgenhumor. Humor als wapen om te overleven. In de lift terug herkende ik jou niet meer, Paulus. Je rilde en beefde. Je huilde, maar dat heb ik vast niet goed gezien. Je vond onze grappen en grollen hard, en het was allemaal oneerlijk. En dat was het ook. Dat is het nog steeds. Jij bent dood.
Kim kan nog steeds lachen. Zelfs fietsen, zag ik van de week op Facebook. Je zou het te gek hebben gevonden. Dat is het. Soms heb je alleen geluk nodig. Soms geluk en een beetje hulp. En heel af en toe geluk, een beetje hulp en maakt een donor het verschil.
Jip en ik kunnen ook nog steeds lachen. Ook al zijn deze weken misschien wel de zwaarsten sinds tijden. Maar onze vent maakt sprongen. Figuurlijk dan, hè. Maar Willem zal gaan lopen. Willem zal gaan praten. Het heeft er nu in ieder geval alle schijn van. Hij is een knokker. De toekomst ziet er goed uit. En samen met Maurits hebben we het mooiste stel kinderen dat je je kunt voorstellen.
Ik baal er soms van dat je alleen getuige mocht zijn van de meest onbezorgde tijd maar niet van de mooiste tijd van mijn leven… Want dat is waar ik nu midden in zit. Jouw gabber is geland. En ik hoef jou niet uit te leggen waar dat ‘m in zit. Jij leefde ervoor. Ik mis je, maat.