11.12.2017
Speciaal voor BOSK schreef ik een aantal blogs rondom de verschijning van Ik kan er nét niet bij. Dit is de derde.
Ze doen het nog!  Die zin ging dagenlang opgelucht door mijn hoofd na het paniekmoment tijdens de zwangerschap. Toen had ik niet het flauwste vermoeden hoe dichtbij de  dood in werkelijkheid was gekomen. Willems ongewilde rendez-vous met de dood houdt me nog vaak bezig. Vannacht belandde Willem weer in ons bed, hoewel we al een tijdje bezig zijn ze in hun eigen bedjes aan het voeteneind te laten slapen. Het is een vast ritueel bij de onrustige ‘verwerkingsnachten’ van zijn broertje. Nachten waarin Jip uren naast een intens verdrietig ventje zit, dat zelf ook niet goed weet wat er met hem aan de hand is en zacht huilen afwisselt met hysterisch krijsen. Het strijdplan is even simpel als doeltreffend. Jip neemt Maurits mee naar beneden en probeert hem daar weer rustig te krijgen. Ik pak Willem op en leg hem naast mij in ons bed. We nemen onze wet van gelijke behandeling ook midden in de nacht zeer serieus. En met een beetje geluk pakken we dan allemaal nog een paar uurtjes slaap extra. Meestal hoor ik Maurits nog een paar minuten krijsen, voordat hij weer rustig is. Of ik in slaap ben gevallen.​

Nu Willem naast me ligt te slapen, trek ik hem even tegen me aan. Ik hou hem stevig vast. Er verschijnt een flauwe glimlach om zijn lippen en ik hoor een tevreden zuchtje. Ik draai mijn hoofd zodat ik zijn gezicht net kan zien. Een slapend kindergezichtje straalt zoveel rust uit, maar ook zoveel kwetsbaarheid. Ik brand dit plaatje in mijn hersenen. Ik wil dit nooit vergeten.
Toevallig of niet. Die nacht droom ik over hoe Willem de dood te snel af was. Hij stuurde hem gewoon weg. Zoals hij ook laat weten dat hij genoeg heeft van K3 of Nijntje. Of iets anders wil dan wat wij van plan zijn. ‘Nneej… Nneej!’ roept hij uit, waarop hij zich ter aarde stort door een kort moment alle kracht uit zijn lijf te laten verdwijnen. Deze tactiek maakt me soms zo boos. Het is zinloos en effectief tegelijk.

Ik fantaseer vaak dat de ongeboren Willem toen al de superkrachten bezat die hem nu zo ver hebben gebracht.  Dezelfde  kracht die ervoor zorgt dat hij er gewoon gaat komen. Het is een van onze mantra’s geworden. Willem gaat er wel komen. Het zegt alles over ons vertrouwen in die kleine. Vertrouwen dat niet altijd of misschien zelfs bijna nooit door de specialisten wordt omarmd. Ik zie ze vaak ongemakkelijk op hun stoel schuiven, nog net niet met hun ogen draaien, als Jip haar trots en vertrouwen in volle overtuiging ter sprake brengt. We hebben het er eigenlijk nooit over. Ik weet ook niet of Jip het ziet of zich er gewoon niet door laat afleiden. Ik vind dat mooi.
En we hebben alle recht om hem vertrouwen te geven. Hé, hij heeft van de dood gewonnen, onze superheld.

~~~

Kleine overwinningen oppakken en vieren als grote. Iets in mij zegt dat wij niet de enigen zijn die daarmee overleven. Het stukje hierboven komt uit Ik kan er nét niet bij, het boek dat ik schreef over ons leven met twee zorgkinderen, de tweeling Maurits en Willem. Het is daar een voorbeeld van.

De afgelopen twee weken stonden vooral in het teken van interviews en het lezen van de eerste recensies. Ik was dinsdag te gast bij Henkjan Smits en Elles de Bruin van Tijd voor MAX Radio en een dag later bij Tjeerd Spoor van Haagse Bluf op Radio West. Ik heb zoveel over het boek en daarmee ook ons leven kunnen vertellen dat het me af en toe duizelde. Het besef dat door het boek een heel stuk van ons leven publiek zou worden was er natuurlijk wel. Dat het boek ook werkelijk gezien wordt als een bijzonder inkijkje in het leven van een gezin met zorgkinderen maakt me blij. Het is fijn om te ontdekken dat lezers van het boek het hebben over ‘meer begrip’ voor ouders zoals wij. Voor sommigen breng ik een ver-van-hun-bed-show ineens ‘akelig dichtbij’, anderen zeggen door het boek nu iets meer te snappen van familie of bekenden in een vergelijkbaar schuitje. Dat is al meer dan waarop ik durfde te hopen. 

Eerder verschenen op de website van BOSK.
Back to Top